Minister Theo Francken moet excuses aanbieden aan Brugs slachtoffer na sarcastische post (die hij ook verwijderde)

Foto: © photonews
De familie van de 52-jarige Club Brugge-supporter uit Wevelgem, die zondag werd aangevallen op weg naar het Koning Boudewijnstadion, is diep geschokt door de publieke reacties op het incident. Vooral de uitlatingen van politicus Theo Francken zorgen voor verontwaardiging.
“Hij had geen enkel idee van de feiten, maar maakte onze vader belachelijk", klinkt het. De man werd tot twee keer toe toegetakeld toen hij op zoek was naar een toilet en probeerde tussen te komen bij een aanval op een jonge supporter. “Hij zei dat ze moesten stoppen, maar werd zelf het doelwit", vertelt de familie in HLN.
Hij liep daarbij meerdere verwondingen op, waaronder een wonde aan het oog en een flinke blauwe plek op het been. Online ontstond commotie nadat PS-politicus Jamal Ikazban beelden deelde van Molenbeekse vrouwen die de man hielpen.
Theo Francken reageerde met een sarcastische post waarin hij sprak over een “Brugge hool” die “een lesje ging leren.” De familie reageerde verontwaardigd: “Onze vader is geen relschopper, maar slachtoffer van zinloos geweld.”
Volgens zijn dierbaren is de man een rustige, warme familieman en al 25 jaar een loyale Club-supporter. “Hij verdient medeleven, geen stigmatisering. Dit is opnieuw een slag in het gezicht.” Ze roepen politici op om verantwoordelijkheid te nemen en het gerecht zijn werk te laten doen. “Gebruik zo’n drama niet voor likes of politiek gewin.”
Theo Francken verwijderde intussen zijn post en bood zijn excuses aan. “Ik wilde het zinloze geweld veroordelen, niet het slachtoffer. Als ik hem gekwetst heb, bied ik mijn oprechte excuses aan.” Hij wenst het slachtoffer een spoedig herstel toe en hoopt dat de daders snel worden bestraft.
De familie hoopt vooral dat het voorval een wake-upcall is. “Wat onze vader is overkomen, mag niemand meemaken. Niet omwille van je club, je afkomst of je mening. Laat dit een moment zijn waarop we terug menselijkheid tonen, in plaats van haat en verdachtmaking.”
Johan Walckiers