Voormalig Rode Duivel plant Club Brugge-vlag op 5.555 meter hoogte: "De bergen roepen mij"

Foto: © Philippe Vande Walle
Philippe Vande Walle (64), ex-doelman van Club Brugge en de Rode Duivels, blijft een man van uitdagingen. Niet op een voetbalveld dit keer, maar in het hart van de Himalaya. Samen met Rudi Vossen - vader van Zulte Waregem-spits Jelle Vossen - trok hij naar Nepal om de Kalapathar te beklimmen.
Een berg van 5.643 meter naast de Mount Everest beklimmen, 't is geen lachertje. Met in zijn rugzak een Club Brugge-vlag, want blauw-zwart laat de voormalige keeper zelfs op die hoogte niet los. “Als je mijn hart opensnijdt", zegt hij met een glimlach, “dan is de ene helft Club Brugge en de andere helft bergen.
Philippe, hoe ben je er eigenlijk toe gekomen om naar Nepal te trekken?
Dat is bij mij al iets van heel lang. Sinds mijn 21 jaar ga ik elk jaar de bergen in. Dat begon met gewoon wandelen, en later werd het alpinisme. De liefde voor de bergen is iets dat in mij zit. Niet uit prestatiedrang, maar omdat ik me daar helemaal mezelf voel.
De laatste jaren ben ik meer richting Nepal gegaan. De Alpen – Mont Blanc, Matterhorn, Grossglockner, die had ik allemaal al gedaan. En dan begint het te kriebelen om verder te kijken. De Himalaya is het mekka voor bergliefhebbers: niet alleen door de bergen zelf, maar ook door de cultuur, de spiritualiteit, het boeddhisme, de rust die je daar vindt.
Het was je tweede keer in Nepal, toch?
Ja, klopt. Vorig jaar ben ik met mijn echtgenote naar het basiskamp van de Mount Everest getrokken, een tocht van zo’n honderd kilometer in veertien dagen. Maar toen ben ik ziek geworden net onder de 5000 meter, hoogteziekte. Ik heb het basiskamp toen op een paar honderd meter gemist. En dan komt het beestje in Vande Walle boven: 'niet met mij', dacht ik. Dus moest ik terug.
De dag nadat Vande Walle en Vossen de top bereikten vielen er 9 doden
Dit jaar ben ik zonder mijn echtgenote gegaan, maar met een goede vriend: Rudi Vossen, de papa van Jelle Vossen. Samen hebben we er een echte expeditie van gemaakt. Niet enkel naar het basiskamp, maar ook naar de top van Kalapathar, een berg van net onder de 5600 meter.

En dat is gelukt?
Ja, we hebben beide doelen gehaald, op één dag zelfs! Eerst het basiskamp van de Everest, en diezelfde avond nog de top van Kalapathar. Fantastisch weer, geluk gehad ook, want de dag erna sloeg het om: sneeuw, storm, slecht weer. Er crashte zelfs een helikopter. Negen doden. Dat doet je wel even slikken.
De terugtocht was loodzwaar – sneeuw, regen, kou – maar dat hoort bij een expeditie. Nu, een week later, begin ik pas echt te bekomen. Ik ben zeven kilo kwijt, maar fysiek viel het goed mee. De voorbereiding was degelijk, en ik ken de bergen: je moet ze respecteren.
Je bent 64, maar fysiek nog topfit blijkbaar.
Ik probeer dat zo te houden (lacht). Natuurlijk, ik heb wat slijtage – een prothese – maar dat houdt me niet tegen. Ik heb daar in Nepal mensen van zeventig gezien die nog berg op en berg af gingen. Het is vooral een mentale kwestie.
En ja, dat is misschien het voordeel van een topsportverleden. Als doelman leer je mentaal sterk te zijn, te focussen, door te bijten. Dat helpt enorm in zulke omstandigheden.
Je nam ook iets bijzonders mee naar de top…
Uiteraard! Mijn Club Brugge-vlag. Als je mijn hart opensnijdt, dan is de ene helft blauw-zwart en de andere helft de bergen. Dat vlaggetje móést mee naar boven. Het hing daar op Kalapathar te wapperen, op meer dan 5500 meter hoogte.
Naast de vlag had ik ook enkele symbolische dingen bij van mensen met wie ik samenwerk. Maar dat Club Brugge-vlaggetje was het belangrijkste. Dat hoort bij mij, dat ben ik.
Was het een emotionele expeditie?
Absoluut. Zeker omdat ik met Rudi Vossen was, die eigenlijk geen ervaring had in het bergbeklimmen. Ik voelde me wat verantwoordelijk voor hem. En als ik dan zag hoe hij reageerde, hoe hij genoot van elk uitzicht, dat raakte me. We hebben allebei momenten gehad dat er tranen vloeiden, van pure emotie.
Hoe is dat avontuur met hem eigenlijk ontstaan?
Toevallig. We zaten begin dit jaar samen op een verjaardagsfeest van een bekende Bruggeling. Hij vroeg wat ik nog op de planning had. Ik zei: “Ik ga opnieuw naar de Himalaya.”
Waarop hij zei: “Dat staat op mijn bucketlist.”
Ik lachte en zei: “Ga mee.” En zo is het begonnen. Hij heeft zich serieus voorbereid, fysiek en mentaal. Hij heeft afgezien, maar hij heeft het gehaald. En altijd met een glimlach, al was die baard wat langer tegen het einde (lacht).
Wat is nu je volgende droom?
De Ama Dablam, een van de mooiste bergen in het Himalaya-gebergte, vind ik. Ze is niet zo hoog als de Everest – bijna 7000 meter – maar visueel de allermooiste. Ik zou daar graag nog eens aan de top staan.
Of dat op mijn leeftijd nog realistisch is, weet ik niet. Die extra hoogtemeters zijn zwaar en het risico stijgt. Maar goed… met Vande Walle weet je nooit.
Zegt je vrouw nooit: 'Vande Walle, ge zijt zot!'?
(lacht) Dat weet ze al langer dan vandaag. Nee, de bergen zijn deel van mij. Ik kan daar niet wegblijven.
Dus dit was niet je laatste expeditie?
Neen, zeker niet. Twee dagen nadat ik terug was, hoorde ik mezelf al weer praten over Kilimanjaro, over Patagonië… (lacht) De bergen roepen mij. En als ze roepen, dan moet ik gaan.


Johan Walckiers








